Herkomstonderzoek naar museale collecties in verband met roof, confiscatie of gedwongen verkoop in de periode 1933-1945

menu Skip over navigation | Sla menu over

Veelgestelde vragen

Index

Hier vindt u een overzicht van de antwoorden op de meestgestelde vragen.

Antwoorden

Wat houdt het onderzoek Museale Verwervingen vanaf 1933 in?

Doel

Het onderzoek Museale Verwervingen vanaf 1933 heeft tot doel ervoor te zorgen dat Nederlandse musea collecties beheren met heldere en transparante herkomstgeschiedenissen. Na het eerdere grote herkomstonderzoeken aan het einde van de jaren 90 bleek dat al vóór de Tweede Wereldoorlog kunstvoorwerpen in Nederlandse musea terecht waren gekomen die in Duitsland of Oostenrijk door het Naziregime geroofd waren. Ook kunnen na de oorlog kunstobjecten zijn gaan ‘zwerven’. Het onderzoek richt zich daarom op werken die mogelijk verhandeld of op andere wijze van eigenaar gewisseld zijn tussen 1933 en 1945.

Omvang van het onderzoek

Voor grote collecties is dit onderzoek een geweldige opgave: het Rijksmuseum heeft bijvoorbeeld een collectie van 1,1 miljoen werken; 13.000 van deze werken maken onderdeel uit van het onderzoek. Het Stedelijk Museum Amsterdam heeft een collectie van 90.000 objecten; 3846 van deze objecten zijn in het onderzoek betrokken. Het betreft schilderijen, tekeningen of beelden die verworven zijn na januari 1933 en vervaardigd zijn voor 1946.
Voor bepaalde andere musea geldt dat zij maar enkele werken te onderzoeken hadden, omdat het grootste deel van hun collectie uit moderne kunst bestaat die na de Tweede Wereldoorlog is vervaardigd.

Ondersteuning van musea

In totaal voeren 162 musea het onderzoek uit. Vanuit de Museumvereniging biedt een projectteam richtlijnen voor het onderzoek en ondersteuning bij de uitvoering daarvan. Daarbij wordt zij geadviseerd door de Commissie Museale Verwervingen vanaf 1933, onder leiding van Prof. Dr. Rudi Ekkart.  De Museumvereniging heeft daarnaast meerdere informatiemiddagen en symposia georganiseerd, en een pagina op haar website ingericht waar deelnemende musea informatie en advies kunnen vinden.

Publicatie van de resultaten

Op 29 oktober 2013 is de website van het herkomstonderzoek Museale Verwervingen vanaf 1933 geopend. Op deze website zijn de bevindingen opgenomen van de musea die het onderzoek inmiddels hebben afgerond. Werken waarvan de herkomstgeschiedenis tussen 1933 en 1945 niet kan worden vastgesteld en die aanleiding geven om te denken aan roof of gedwongen verkoop tijdens het Naziregime worden op deze website gepubliceerd.¹ Voor werken waarvan het vermoeden bestaat dat deze geroofd zijn, adviseert de Museumvereniging haar leden op zoek te gaan naar de oorspronkelijke eigenaren of hun erfgenamen.
Hierbij kunnen de musea advies en ondersteuning krijgen van de Museumvereniging.

Erfgenamen

Oorspronkelijke eigenaren of mogelijke erfgenamen kunnen in overleg treden met het museum of de eigenaar van het kunstobject. Ook kunnen erfgenamen in overleg met het museum of de eigenaar van de collectie een claim voorleggen aan de adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog. De adviescommissie – kortweg: de Restitutiecommissie – geeft in deze gevallen een bindend advies. Betreft het een voorwerp in Rijksbezit, dan kunnen familieleden of erfgenamen van de oorspronkelijke eigenaar een schriftelijk verzoek tot restitutie indienen bij de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW).

Afronding van het herkomstonderzoek

Een aantal musea zal na november 2013 het herkomstonderzoek afronden. Zij hebben te maken gehad met digitalisering van hun volledige collectie, een grootschalige verbouwing of hebben een dusdanig grote collectie, dat het herkomstonderzoek meer tijd vergt. Ook na november 2013 gaat herkomstonderzoek door: transparante collecties vergen een constante inspanning, en over de herkomst van stukken kunnen steeds nieuwe feiten naar voren komen.

¹ Voor kunstvoorwerpen geldt in meerdere gevallen dat de herkomstgeschiedenis niet helder is. Museale Verwervingen vanaf 1933 richt zich echter alleen op kunstobjecten en joodse rituele voorwerpen waarvan denkbaar is dat deze tijdens het Naziregime door roof of gedwongen verkoop van eigenaar zijn gewisseld.

naar boven

Waarom vindt het onderzoek Museale Verwervingen vanaf 1933 plaats?

Het herkomstonderzoek heeft tot doel recht te doen aan de geschiedenis. Een museum kan een kunstwerk pas écht goed presenteren als ook het verhaal achter het kunstobject bekend is. Anders gezegd: de reis die het kunstwerk heeft afgelegd behoort door het museum gekend te worden, zodat bezoekers geïnformeerd kunnen worden over de herkomstgeschiedenis. Door alles in het werk te stellen om de herkomst van stukken in kaart te brengen, maken musea het ook mogelijk voor oorspronkelijke eigenaren of hun erfgenamen om samen met de musea te besluiten over de toekomst van het werk.

Voortschrijdend inzicht

Museale Verwervingen vanaf 1933 is het tweede grote herkomstonderzoek naar Nederlandse museumcollecties en het tweede onderzoek dat plaatsvindt onder begeleiding van de Museumvereniging.  Eerder vond een herkomstonderzoek plaats gericht op kunst verworven tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog.  Het eerdere herkomstonderzoek leidde tot voortschrijdend inzicht. Al sinds 1933 werd in Duitsland, en later Oostenrijk, kunst onrechtmatig afgenomen van (veelal) joodse eigenaren. Het viel niet uit te sluiten dat via veilingen, kunsthandels of particulieren deze kunst in de loop van de geschiedenis in Nederlandse musea terecht is gekomen. Ook zijn veel kunstwerken in de periode na de Tweede Wereldoorlog gaan ‘zwerven’ en op veilingen verhandeld. Het aandachtsgebied van het onderzoek ligt daarom op de perioden 1933–1940 en 1948–1954, perioden waarin mogelijk roofgoederen in Nederlandse collecties terecht kunnen zijn gekomen. Voor musea die niet aan het eerdere herkomstonderzoek deelnamen, geldt dat zij zich ook richten op de periode 1940–1948.

Eerder onderzoek

In de periode 1998-2001 werkte de Commissie Museale Verwervingen 1940–1948 onder leiding van toenmalig directeur van het Rijksmuseum, Ronald de Leeuw, aan het coördineren en stimuleren van herkomstonderzoek naar de verwervingen van Nederlandse musea in de periode tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog. 
Tussen 1998 en 2005 heeft de Commissie Ekkart daarnaast het project Herkomst Gezocht begeleid, waarin de herkomstgeschiedenis is getraceerd van 4217 kunstobjecten die sinds de recuperatie kort na de Tweede Wereldoorlog in bezit bleven van het Rijk, in de zogenaamde Nederlands Kunstbezit-collectie (NK-collectie).

Achtergrond van herkomstonderzoek

Lange tijd is weinig bekend geweest over de mogelijke aanwezigheid van roofkunst in Nederlandse collecties. Kort na de Tweede Wereldoorlog is de Stichting Nederlands Kunstbezit (SNK) ingesteld. Deze Stichting had de taak weggevoerde kunst te recupereren uit Duitsland. Vervolgens droeg de Stichting zorg voor eventuele teruggave aan de rechtmatige eigenaren of hun erfgenamen.
Het werk van de stichting is uiteindelijk niet volledig geweest: administratief schoot het werk van de stichting tekort. Bovendien had de stichting een voorkeur voor het behouden van kunstbezit voor de rijkscollectie. Particulieren moest een uitgebreide bewijsprocedure volgen om een claim in te kunnen dienen.  Het gevolg daarvan was dat slechts voor 1,7 miljoen gulden aan kunstvoorwerpen is teruggegeven aan oorspronkelijke eigenaren, 12% van het totaal aan gerecupereerd kunstbezit.  Ruim 4000 kunstwerken zijn uiteindelijk niet gerestitueerd maar in de rijkscollectie gebleven. Dit deel van de rijkscollectie kreeg later de naam NK-collectie.
Met het onderzoek Museale Verwervingen vanaf 1933 wordt het werk van de twee eerdere herkomstonderzoeken voortgezet en worden grote hoeveelheden kunstwerken - die eerder buiten beschouwing bleven - alsnog in het onderzoek betrokken. 

naar boven

Hoe is het onderzoek Museale Verwervingen vanaf 1933 precies in zijn werk gegaan?

Herkomstonderzoek vindt plaats in twee fasen. Allereerst kijkt een museum of in haar collectie voorwerpen te vinden zijn waarvan de herkomst niet helder is. In de tweede fase wordt scherp gekeken naar voorwerpen die vragen oproepen.

Inventarisatie

In de eerste fase maken de musea een onderverdeling in verwervingsperioden: 1933–1940, 1948–1954 en 1955-heden. Alleen voorwerpen met zogenaamde ‘herkenningswaarde’ komen voor onderzoek in aanmerking. Het gaat dan voornamelijk om werken als schilderijen, tekeningen, zilveren voorwerpen en meubels van bijzonder belang. Joodse rituele voorwerpen moeten altijd onderzocht worden. Hiervan heeft de Museumvereniging een lijst gemaakt die musea kunnen raadplegen. Werken die verworven zijn voor 1933 of die gemaakt zijn na 1945 worden niet in het onderzoek betrokken. Voor dit onderzoek in de eerste fase worden onder meer eigen archieven, jaarverslagen, oude registratiekaarten, het aanwinstenregister en oud-medewerkers van het museum geraadpleegd. De musea kijken ook zorgvuldig naar de werken zelf. Etiketten of aantekeningen op de achterzijde van het object, zoals een cijfer dat verwijst naar een veilingnummer, kunnen aanwijzingen zijn. Musea richten zich vervolgens specifiek op kenmerken die in het bijzonder relevant zijn gelet op de verwervingsperiode. Werken verworven tussen 1933 en 1940 bij Duitse veilinghuizen of kunsthandels, of later in door Duitsland bezette gebieden als Oostenrijk, krijgen bijvoorbeeld speciale aandacht. Dat geldt ook voor stukken die zijn verworven tussen 1949-1952 op de veilingen waar de Stichting Nederlands Kunstbezit werken inbracht waar zij geen rechtmatige eigenaar voor konden vinden.

Specifiek herkomstonderzoek

Na deze voorselectie begint fase 2 en wordt op problematische objecten ‘ingezoomd’. Er wordt onderzocht of in het geval van deze werken inderdaad onvrijwillig bezitsverlies heeft plaatsgevonden. Hiervoor wordt overleg gevoerd met het Projectteam Museale Verwervingen. Het Projectteam doet vaak zelf in meer specifieke archieven onderzoek en stelt haar kunsthistorische expertise in dienst van het museumonderzoek.
Sommige kunstmusea maken geen onderdeel uit van het onderzoek. Redenen zijn bijvoorbeeld dat een museum alleen beschikt over moderne kunst van na 1945, of dat het museum alleen over generieke voorwerpen zoals tegeltjes beschikt. Deze generieke voorwerpen kunnen niet herleid worden tot een specifieke eigenaar, omdat ze in grote series zijn gemaakt en geen herkenningswaarde hebben. Voor ruim 400 musea geldt dat zij om deze of andere legitieme redenen niet hebben deelgenomen aan het herkomstonderzoek.

naar boven

Wat kunnen de uitkomsten van het onderzoek betekenen voor oorspronkelijke eigenaren en erfgenamen?

Bij problematische werken wordt onderzoek gedaan naar de herkomstgeschiedenis. Dit kan tot verschillende uitkomsten leiden. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een werk rechtmatig door het museum verworven blijkt te zijn en dus niet in de categorie roofkunst valt. Ook is het mogelijk dat een werk wel als roofkunst gekwalificeerd wordt, en dat ook bekend is waar het werk vandaan komt. Een variant hierop is de situatie waarin een werk als roofkunst erkend wordt, maar blijkt dat het betreffende kunstwerk al na de Tweede Wereldoorlog gerestitueerd is, en vervolgens door de eigenaar of erfgenaam is doorverkocht. In deze drie gevallen heeft het herkomstonderzoek dus helderheid opgeleverd. Dat is zeker niet altijd het geval. Er kan bijvoorbeeld bij een kunstwerk het vermoeden van roofkunst bestaan, terwijl de herkomst niet duidelijk is. In dat geval wordt altijd gekeken of door middel van meer onderzoek toch de exacte herkomst achterhaald kan worden. Om de herkomst helder te maken, worden juist deze werken op deze website gepubliceerd. De selectie van de objecten met een (mogelijke) problematische herkomstgeschiedenis is gebaseerd op de volgende criteria meer...

Mogelijkheden voor erfgenamen

Is de herkomst van het werk helder, dan kunnen erfgenamen in overleg treden met de eigenaar van de collectie of het museum (vaak beheerder). Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld de eigenaar of erfgenaam te betalen voor het kunstwerk, of door middel van vermelding van de herkomstgeschiedenis van het werk in het museum (als het object tentoongesteld is, op het begeleidende etiket bijvoorbeeld) recht te doen aan de herkomstgeschiedenis. Ook kunnen erfgenamen in overleg met de eigenaar een claim leggen op het werk. Sinds 2002 kan een dergelijke claim voor onderzoek en advies in overleg tussen de claimant en de huidige eigenaar worden voorgelegd aan de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog (kort: de Restitutiecommissie). De Restitutiecommissie bestaat uit juristen, een historicus en een kunsthistoricus. In het geval van een werk uit de collectie van een museum, een particulier of een lagere overheid (gemeente, provincie of ander openbaar lichaam) geeft de Restitutiecommissie een bindend advies. Het bindend advies is gebaseerd op uitgebreid onderzoek en gaat uit van een afweging van de belangen van de erfgenamen en de beheerder of eigenaar van het kunstwerk. Het advies kan inhouden dat het kunstwerk aan de erfgenamen wordt toegewezen of in het bezit van het museum blijft, maar ook bijvoorbeeld dat de erfgenamen gecompenseerd worden voor het verlies van het kunstwerk. Betreft het een voorwerp in Rijksbezit, dan kunnen familieleden of erfgenamen van de oorspronkelijke eigenaar een schriftelijk verzoek tot restitutie indienen bij de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW).
Voor meer informatie over de adviesprocedure kunt u terecht op de website van de Restitutiecommissie. 

Alle informatie beschikbaar

Alle museale verwervingen van na 1933 waarvan het vermoeden bestaat dat deze door roof, gedwongen verkoop of andere oneigenlijke transacties tijdens het Naziregime van eigenaar wisselden worden online bekend gemaakt op deze website. Alle beschikbare informatie over de herkomst en eigenschappen van het object wordt hier in het Nederlands, en – vanaf 2014 – in het Engels weergegeven. Hierdoor kunnen alle bezoekers van deze site helpen de herkomst van het kunstwerk helder te krijgen. Ook stelt de website hiermee oorspronkelijke eigenaren of hun erfgenamen in staat in overleg te treden met het museum en eventueel restitutie te vragen. Onverlet blijft dat – wanneer op basis van het museumonderzoek namen van eigenaren of erfgenamen te achterhalen zijn – deze musea worden aangemoedigd zelf op zoek te gaan naar de eigenaren of hun erfgenamen.

naar boven

Hoe gaan andere (West-Europese) landen om met als gevolg van het Naziregime geroofde kunst?

Sinds het vaststellen van de Washington Conference Principles on Nazi-Confiscated Art in 1998 hebben meerdere landen een structuur opgebouwd voor claims op in de Tweede Wereldoorlog door de Nazi’s geroofde kunst. Frankrijk, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland hebben sindsdien een zogenaamde restitutiecommissie.

Verenigd Koninkrijk

In 1999 stelde de National Museum Directors’ Council in het Verenigd Koninkrijk een commissie in onder leiding van Sir David Neuberger die zich richtte op het monitoren van herkomstonderzoek en het adviseren van musea die provenance research doen, gericht op het in kaart brengen van door de Nazi’s geroofde kunst. In 2003 en 2004 publiceerde deze commissie rapportages van gevonden werken met een gat in de herkomstgeschiedenis tussen 1940 en 1945. Van deze objecten is een doorzoekbare database gemaakt.

Duitsland

Herkomstonderzoek naar door Nazi’s geroofde kunst in Duitsland wordt sinds 1998 begeleid vanuit het Koordinierungsstelle Magdeburg. Belangrijkste doel van de Koordinierungsstelle is de herkomstgeschiedenis van collecties van musea transparant maken. De Koordinierungsstelle beheert de database van ‘verloren kunst’ en ondersteunt musea met zaken als een herkomstonderzoeksmodule, checklists en een ethische code voor eigenaarschap van kunstbezit. In 2008 is in Duitsland daarnaast de Arbeitstelle fur Provenienzrecherche/-forschung (Bureau voor Herkomstonderzoek- en inspectie) opgericht, met als taak het verdelen van fondsen voor herkomstonderzoek bij publieke instellingen en het geven van praktische ondersteuning bij herkomstonderzoek. In 2012 heeft Duitsland de publieke financiering voor herkomstonderzoek opgeschroefd naar 2,4 miljoen euro per jaar.

Frankrijk

Frankrijk heeft de collectie van gerecupereerd kunstbezit uit Duitsland inzichtelijk gemaakt onder de titel Musées Nationaux Récupération. Frankrijk heeft in 1949 verklaard dat deze gerecupereerde werken die oorspronkelijk uit privébezit kwamen voor onbepaalde tijd geen bezit van de Franse staat zijn, maar steeds beschikbaar voor aanvragen van oorspronkelijke eigenaren of hun erfgenamen. Frankrijk begint nu met een actief onderzoek van de MNR. Sinds 1999 heeft Frankrijk ook een Restitutiecommissie, de Commission pour l’indemnisation des victimes de spoliations intervenues du fait des législations antisémites pendant l’Occupation (CIVS). Deze commissie oordeelt over compensatie voor slachtoffers van roof als gevolg van de antisemitische wetgeving tijdens de bezetting in brede zin, waaronder kunstbezit.

België

België heeft in 1997 een Studiecommissie joodse goederen ingesteld. De commissie had als opdracht onderzoek te verrichten om opheldering te brengen over het lot van de tijdens de Tweede Wereldoorlog geplunderde of gedwongen achtergelaten joodse bezittingen. Daartoe heeft de Studiecommissie de manier bestudeerd waarop de plunderingen onder de bezetting gebeurden, maar eveneens de maatregelen die na de oorlog werden genomen door de verschillende overheden en door de private sector, teneinde de geplunderde goederen te restitueren of de eigenaars ervan te vergoeden. Het werk van de Studiecommissie was voor België geen aanleiding een Restitutiecommissie in te stellen of een nationaal herkomstonderzoek op te zetten.

Oostenrijk

Ook in Oostenrijk is 1998 een belangrijk jaar geweest voor het herkomstonderzoek: het parlement nam in dat jaar een restitutiewet aan die beschreef hoe musea en privépersonen dienden om te gaan met collecties die geroofd zijn tijdens het Nationaalsocialistische regime of een gat in de herkomstgeschiedenis kennen tussen 1938, het jaar waarin Oostenrijk geannexeerd werd door nazi-Duitsland, en 1945. In Oostenrijk voert ieder museum op eigen gezag en tijdschema herkomstonderzoek uit. De rapporten worden verzameld op de website van het Nationaal Fonds voor de Slachtoffers van het Nationaalsocialisme.

naar boven