Voormalig onderzoek 1940-1948
Reactie Museum
Het Museum Boijmans Van Beuningen bericht dat de verwervingen van de Rotterdamse gemeentemusea in de periode 1940-1948 in opdracht van de Gemeente Rotterdam zijn onderzocht door dr. A.J. Bonke. De belangrijkste resultaten van deze studie zijn neergelegd in een rapport dat in 1999 openbaar is gemaakt. Daarnaast heeft de Gemeente Rotterdam aan dr. Bonke verzocht om vervolgonderzoek te verrichten naar enkele specifieke voorwerpen uit de collectie van het Museum Boijmans Van Beuningen. Deze vervolgstudie werd ingesteld naar aanleiding van gerezen vragen over de herkomstgeschiedenis van de betreffende stukken.
De aanwinstenlijst
Bij het onderzoek van 1999 is gebruik gemaakt van een aanwinstenlijst van het toenmalige Museum Boymans over de periode 1940-1948. Deze lijst bevat aankopen, schenkingen, ruilen, (een deel van de) bruiklenen, en voorwerpen waarvan de wijze van verwerving onbekend is. Eventuele bewaarnemingen zijn niet in de lijst opgenomen. Naast de aanwinstenlijst van het Museum Boymans zijn ook de verwervingen van de Stichting Museum Boymans nagegaan.
In het onderzoeksrapport wordt erop gewezen dat het Museum Boymans tijdens de onderzochte periode dezelfde directie had als het Historisch Museum (destijds Museum van Oudheden). De administratieve scheiding tussen de beide verzamelingen is niet altijd strikt gehandhaafd. Bij de latere boedelscheiding tussen de twee musea zijn enkele voorwerpen van de ene naar de andere collectie overgegaan, en zijn enige voorwerpen overgedragen aan het Museum voor Volkenkunde Rotterdam.
Geraadpleegde bronnen
Bij het herkomstonderzoek is uitgegaan van de jaarverslagen, de bewaard gebleven correspondentie en financiële bescheiden in het archief van het museum en opgaven van aanwinsten die door de conservatoren van de verschillende afdelingen van het museum zijn samengesteld. Van een gedeelte van de aanwinsten kon, ondanks raadpleging van de bovengenoemde bronnen, de herkomst niet worden achterhaald.
Aankopen bij Dienststelle Mühlmann
Als problematische verwerving vermeldt het rapport-Bonke onder meer de aankoop van vier aquarellen bij de zogeheten Dienststelle Mühlmann in 1943. Dit was een in 1940 in opdracht van Rijkscommissaris Seyss-Inquart opgerichte organisatie, die onder leiding van Kajetan Mühlmann tijdens de oorlog op grote schaal kunstwerken in Nederland heeft aangekocht. De voorraad van de Dienststelle ging doorgaans naar Duitse klanten, zoals Hitler en Göring. In juli 1943 informeerde de Dienststelle echter bij dr. D. Hannema, de directeur van het Museum Boymans, of deze belangstelling had voor vier aquarellen. De betreffende kunstwerken, vervaardigd door 1) Marius Bauer, 2) Breitner en 3) Van de Waart, werden in augustus 1943 door het museum overgenomen voor een totaalbedrag van f 1000,–.
-
Bij het herkomstonderzoek in 1998 bleek op de achterkant van één van de twee aquarellen van Bauer (afb. 6 [CAPTION Marius Bauer, Koningsgraf, Aquarel, Inv.nr.MB 1942/T12, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam, foto Tom Haartsen, Ouderkerk aan de Amstel] ) de naam van de Joodse eigenares te staan. De twee kunstwerken zijn waarschijnlijk door de Dienststelle Mühlmann gekocht van de Liro-bank.[210] De gemeente Rotterdam stelt zich op het standpunt dat de aquarellen toebehoren aan de erfgenamen van de vroegere eigenares. Momenteel wordt getracht om, met medewerking van het Centraal Bureau voor de Genealogie te Den Haag, de betrokkenen op te sporen.
-
De voormalige eigenaar van de aquarel van Breitner (afb. 7 [CAPTION George Breitner, Staande vrouw, tekening, Inv.nr.MB.1943/T-14, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam, foto Tom Haartsen, Ouderkerk aan de Amstel]) is onbekend. De onderzoeker van de Commissie Museale Verwervingen 1940-1948 heeft aanvullend archiefonderzoek verricht. Dit heeft niet geleid tot aanknopingspunten betreffende de herkomst van het kunstwerk.
-
Het vierde aangekochte kunstwerk, een aquarel van Van de Waart, is niet meer in de museumcollectie aanwezig. Vermoedelijk is het werk reeds in 1943 doorverkocht.
Bruiklenen van Joodse eigenaars
Op 3 juli 1942 berichtte het Museum Boymans aan het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming dat er drie bruiklenen van Joodse eigenaars in het museum waren ondergebracht.[211] Twee van deze collecties, die tijdens de gehele oorlog in het museum opgeslagen zijn geweest, zijn vlak na de bevrijding aan de rechthebbenden teruggegeven. De derde bruikleen bestond uit één voorwerp, namelijk een messing schaal uit circa 1500. Er is geen schriftelijk bewijs aangetroffen dat dit object na de oorlog is geclaimd of teruggegeven. De schaal bevindt zich momenteel niet meer in de collectie.
Punten van aandacht
Als punt van aandacht wordt in het rapport gewezen op de aankoop van een zeventiende-eeuwse apothekerskast bij een kunsthandelaar in Den Haag in 1944. De kast was voor de oorlog in het bezit van de Joodse kunsthandelaar J. Goudstikker. Voorts wordt in het rapport bericht dat het Museum Boymans in 1941 een tekening van een Duitse verkoper heeft aangekocht. Het is onbekend hoe de betreffende persoon dit kunstwerk heeft verworven.
De Commissie Museale Verwervingen 1940-1948 heeft naar aanleiding van de aanwinstenlijst opgemerkt, dat het museum in de genoemde periode aankopen heeft gedaan bij enkele firma’s waarvan bekend is of vermoed wordt dat deze tijdens de oorlog Joods bezit hebben verhandeld. Bij vervolgonderzoek naar deze aankopen zijn slechts in één enkel geval verdere herkomstgegevens aangetroffen. Het betrof een kunstwerk dat in 1944 door het museum is aangekocht bij het veilinghuis Mak van Waay te Amsterdam. Vastgesteld kon worden, dat dit kunstwerk niet door de Liro-bank op de veiling was ingebracht.
Kunstwerken van Jan Toorop
Naast het algemene herkomstonderzoek inzake de aanwinsten van de Rotterdamse gemeentemusea in de periode 1940-1948, heeft de Gemeente Rotterdam vervolgonderzoek laten verrichten naar enkele specifieke verwervingen uit de genoemde periode. Dit onderzoek werd in 1998-1999 ingesteld op verzoek van een kleinzoon van een Joods echtpaar uit Frankfurt am Main. Het echtpaar was voor de oorlog vanuit Duitsland naar Nederland gevlucht, maar is daar alsnog het slachtoffer geworden van de Jodenvervolging. Beiden zijn in 1944 omgekomen in het concentratiekamp Bergen Belsen.
De kleinzoon van het echtpaar liet in december 1998 aan de Gemeente Rotterdam weten dat de kunstcollectie van zijn grootouders in Frankfurt am Main was opgeslagen, maar daar door de Gestapo in beslag is genomen en later verkocht. Gemeld werd dat enkele van deze kunstwerken terecht zijn gekomen in Nederlandse musea, waaronder het Museum Boijmans Van Beuningen. Naar aanleiding van dit bericht heeft de Gemeente Rotterdam door dr. A.J. Bonke nader onderzoek laten verrichten. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van documentatie die aan de gemeente is verstrekt door (of namens) de kleinzoon van het omgekomen echtpaar. Één van de geraadpleegde archiefstukken is een na de oorlog door de familie van het echtpaar opgestelde lijst van ‘Gemaelde die durch die Gestapo verkauft wurden’.
Bij het onderzoek constateerde dr. A.J. Bonke dat vermoedelijk twee kunstwerken van de bovengenoemde lijst aanwezig zijn in het Museum Boijmans Van Beuningen. Het betreft een tekening en een schilderij van de kunstenaar Jan Toorop, in eigendom van respectievelijk de Stichting Boijmans Van Beuningen en de gemeente Rotterdam. In de andere Rotterdamse gemeentemusea bevinden zich geen werken van de kunstenaars die op de lijst zijn vermeld. Ten aanzien van de twee kunstwerken van Toorop zijn de volgende herkomstgegevens achterhaald:
-
Stichting Museum Boijmans Van Beuningen In de collectie van de Stichting Museum Boijmans van Beuningen bevindt zich een uit 1907 daterende tekening van Jan Toorop. De tekening komt voor op de hiervoor genoemde lijst van ‘Gemaelde die durch die Gestapo verkauft wurden’. Het kunstwerk werd in oktober 1942 door een vermoedelijk Duitse persoon te koop aangeboden aan een kunsthandelaar in Den Haag. De ontmoeting vond plaats in een Amsterdams hotel dat indertijd dienst deed als hoofdkwartier van de Luftgau Holland van de Luftwaffe. De kunsthandelaar uit Den Haag zou de tekening later verkopen aan twee Rotterdamse gerespecteerde notabelen. Deze hebben het kunstwerk vervolgens in januari 1943 geschonken aan de Stichting Museum Boymans. In 1952 vernam de dochter van het echtpaar uit Frankfurt am Main dat de tekening van Toorop zich in Rotterdam bevond. Zij verzocht de Stichting Museum Boymans om teruggave van het kunstwerk. De toenmalige directeur van het Museum Boymans opperde tegenover de burgemeester, in diens functie als voorzitter van het curatorium der Stichting Museum Boymans, de mogelijkheid om de tekening tegen kostprijs te restitueren aan de erfgenamen. In 1955 werd de Stichting Museum Boymans door de Wiedergutmachungskammer van het Landgericht Frankfurt am Main veroordeeld tot restitutie van de tekening. Deze uitspraak is echter, op advies van de juridische adviseur van de Gemeente Rotterdam, terzijde gelegd omdat deze in strijd zou zijn met het Nederlandse recht. Gesteld werd, dat de erven van het echtpaar uit Frankfurt am Main hun claim aanhangig dienden te maken bij een Nederlandse rechter. Dit is niet gebeurd. Dr. A.J. Bonke concludeert dat, mede gezien de omstandigheden waaronder de tekening in 1942 door de kunsthandelaar uit Den Haag is gekocht, niet kan worden uitgesloten dat dit kunstwerk behoorde tot de geconfisqueerde eigendommen van het echtpaar uit Frankfurt am Main. De Stichting Museum Boijmans Van Beuningen stelt dat één en ander, als dit waar is, volstrekt onbekend was op het moment dat zij het kunstwerk verwierf.
-
Museum Boijmans Van Beuningen In maart 1937 kocht het Museum Boymans een schilderij van Toorop, nadat dit in januari 1937 door een Nederlandse kunsthandel aan het museum te koop was aangeboden. De titel van het verworven schilderij stemt overeen met een werk van Toorop dat voorkomt op de reeds eerder genoemde lijst van geconfisqueerde kunstwerken van het echtpaar uit Frankfurt am Main. Overeenkomstig een uitspraak van het Landgericht in Frankfurt am Main van 30 januari 1956, heeft de Duitse staat voor dit schilderij (en voor andere kunstwerken op de bovengenoemde lijst) schadevergoeding betaald aan de dochter van het omgekomen echtpaar. Dr. A.J. Bonke stelt op basis van het geraadpleegde archiefmateriaal dat het niet zeker is of dit schilderij inderdaad door de Gestapo in beslag is genomen. Hierover bestaat zijn inziens onzekerheid, aangezien het kunstwerk reeds in januari 1937 aan het Museum Boymans te koop is aangeboden. Het kan niet geheel worden uitgesloten dat het echtpaar op dat moment nog vrij kon beschikken over de gehele collectie. De mogelijkheid bestaat dat het schilderij door het echtpaar zelf op de markt is gebracht. Dr. Bonke wijst er in dit verband onder meer op dat het echtpaar, dat zich op 16 maart 1937 officieel in Nederland vestigde, nog in mei 1937 een ander deel van de kunstcollectie in Duitsland heeft laten veilen. De niet-verkochte kunstwerken zijn pas daarna door de Gestapo in beslag genomen. Daarnaast stelt dr. Bonke dat er, bij aankoop van het schilderij in 1937, voor het Museum Boymans geen reden bestond om te twijfelen aan de goede trouw van de kunsthandel die het werk te koop aanbood. De kleinzoon en huidige erfgenaam van het echtpaar uit Frankfurt am Main kan zich niet verenigen met deze visie op de herkomstgeschiedenis van het schilderij van Toorop, en houdt staande dat het door het Museum Boymans aangekochte kunstwerk deel uitmaakte van de door de Gestapo in beslag genomen kunstcollectie. De erfgenaam van het echtpaar heeft in december 1998 bij de gemeente Rotterdam een claim ingediend op het betreffende schilderij.
Vervolg
Het college van B & W van Rotterdam heeft de claim ten aanzien van het bovengenoemde schilderij van Toorop op 16 november 1999 afgewezen.
Het college van B & W van Rotterdam bericht de Commissie Museale Verwervingen 1940-1948 dat het de twee bij Dienststelle Mühlmann aangekochte aquarellen van Bauer ter beschikking wenst te stellen aan de erfgenamen van de voormalige eigenaar. Momenteel wordt getracht de betrokkenen op te sporen. Het bestuur van de Stichting Museum Boijmans Van Beuningen heeft aangeboden om de bovengenoemde tekening van Toorop in bruikleen af te staan gedurende het leven van de erfgenaam van het echtpaar uit Frankfurt am Main en zijn echtgenote, indien de Stichting Museum Boijmans Van Beuningen als rechtmatige eigenaar het nadien zou terugkrijgen. Dit gebaar is door de betrokkene afgewezen. De stichting Museum Boijmans Van Beuningen acht de zaak hiermee gesloten.
Aanvullende reactie
Het museum meldt dat het College van B&W op zo juni 2000 besloten heeft de twee aquarellen van Marius Bauer (afb.6 in Museale Verwervingen 1940-1948) aan de erven van de oorspronkelijke eigenaresse terug te geven. Aldus is op 9 augustus 2000 geschied. Op dezelfde vergadering is besloten het schilderij van N. van der Waay, 'Lezende vrouw', aan de rechtmatige erven, de Vereniging de Joodsche Invalide, terug te geven.