Herkomstonderzoek naar museale collecties in verband met roof, confiscatie of gedwongen verkoop in de periode 1933-1945

menu Skip over navigation | Sla menu over

Voormalig onderzoek 1940-1948

naar onderzoeksoverzicht

Reactie Museum

Het museum meldt dat de enige aanwinsten in de periode 1940- 1948 bestaan uit 64 stuks prehistorisch Nederlands aardewerk, die in 1943 werden verworven van het Biologisch-Archeologisch Instituut te Groningen. Dit aardewerk bevond zich sinds 1939 in Groningen.

Bewaarneming uit Joods bezit

Op 29 juni 1942 verzocht het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming (DOWK) aan het Allard Pierson Museum om een collectie bronzen voorwerpen uit Joods bezit in bewaring te nemen. Dit gebeurde met toestemming van de bezetter: het departement had na Verordening 58/’42 van de Duitse autoriteiten gedaan gekregen dat enkele belangrijke Joodse collecties voorlopig niet bij de Liro-bank behoefden te worden ingeleverd, maar aan musea in bewaring mochten worden gegeven (zie paragraaf 4.3, ‘Het Rijksfonds voor de aankoop van Joods bezit’).[112] Het Allard Pierson Museum schreef op 22 september 1942 aan het DOWK dat de bronzen voorwerpen door de Liro-bank aan het museum waren afgeleverd. In het kader van het project Museale Verwervingen 1940-1948, laat het museum weten dat de betreffende collectie na de oorlog direct aan de rechthebbenden is teruggegeven. De Joodse eigenares van de voorwerpen was voor de oorlog bevriend met de toenmalige directeur van het museum. Deze heeft bevorderd, dat de collectie in Nederland is gebleven.[113]  

Notities

Bruiklenen uit Joods bezit

Op 5 juni 1942 liet de Allard Pierson Stichting aan het dowk weten dat ze geen voorwerpen van Joodse eigenaars in bruikleen had (zie paragraaf 4.3, ‘Het Rijksfonds voor de aankoop van Joods bezit’).[114]