Voormalig onderzoek 1940-1948
Voorheen bekend als
Rijksmuseum voor Volkenkunde
Reactie Museum
Het museum heeft een aanwinstenlijst over de periode 1940-1948 opgesteld. Het museum meldt dat het geen onderzoek heeft verricht naar mogelijk problematische verwervingen. Belangrijkste reden hiervoor is, dat de museummedewerkers niet weten waar bij dit onderzoek op gelet dient te worden; over de meeste aanbieders is niets of zeer weinig bekend.
Veilingaankoop
Het museum heeft zich bereid verklaart om vervolgonderzoek in te stellen naar voorwerpen, waarover de Commissie Museale Verwervingen 1940-1948 verdere informatie wenste. Desgevraagd zijn aan de commissie aanvullende gegevens verstrekt over de aankoop van een aardewerk pot bij de firma Mak van Waay te Amsterdam in 1944. Van de betreffende firma is bekend dat deze tijdens de oorlog onder meer Joodse eigendommen heeft geveild voor de Liro-bank (zie ook paragraaf 4.4). Op basis van de gegevens van het museum, kon in het archief Mak van Waay worden vastgesteld dat het door het museum aangekochte voorwerp niet ter veiling was aangeboden door de Liro-bank.
Bruiklenen
In de periode september 1939 tot en met 1946 heeft het museum 24 bruiklenen in ontvangst genomen (bewaarnemingen werden indertijd ook als bruiklenen ingeschreven). Van deze bruiklenen zijn er na de oorlog negentien ófwel teruggegaan naar de aanbieder, ófwel door het museum verworven als aankoop of schenking. Van vijf van deze negentien bruiklenen zijn wel enige voorwerpen, die destijds blijkbaar niet te vinden waren, in het museum achtergebleven.
Vijf van de in totaal 24 bruiklenen zijn nog in hun geheel in het museum. Met drie (erven van) bruikleengevers is na de oorlog nog contact geweest. Voor de twee andere bruiklenen geldt dat daar, sinds de oorlog, geen contact meer over is geweest met de bruikleengever.
Notities
Bruiklenen uit Joods bezit
In 1942 liet het Rijksmuseum voor Volkenkunde aan het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming weten dat het geen voorwerpen van Joodse eigenaars in bruikleen had (zie paragraaf 4.3, ‘Het Rijksfonds voor de aankoop van Joods bezit’).[195]